Hoe is het zo ver gekomen? Dat vraag ik mij ook af en toe af. Het begon allemaal toen we nog maar net samenwoonden. We hadden toen een plavuizen vloer, dus op je sokken lopen op een koude winteravond was uit den boze. Er was iets nodig om de voeten warm te houden. Mijn pantoffels uit mijn Leidse leven waren versleten. Iets waar ik niet rouwig om was, want ze waren van het lelijke soort. Van die ouderwetse, bruine opa-pantoffels van ribfluweel. De stof was aan de kant van mijn grote teen losgeraakt van de zool en die was ook nog eens doormidden gebroken. Tijd voor iets nieuws.
Het was noodzakelijk om iets met een stevige zool te kopen. We hadden namelijk een trap met erg smalle treden waarbij je je gemakkelijk verstapte. Met mijn maat 43 was ik vaak gedoemd tot mannenschoeisel en een beperkte keuze. Ik ging naar de Scapino voor een mooie slof, maar liep toen de praktische nepcrocs tegen het lijf. Natuurlijk schaamde ik mij voor de aanschaf. De gedachte dat toch niemand ze zou zien, had mij over de streep getrokken. En hun lachwekkend goedkope prijs.
Eenmaal thuis gekomen besloot ik gelijk op mijn ‘trots’ rond te paraderen. Boefs reactie bij zijn thuiskomst was onbegrijpelijk en bezorgt me nog steeds de nodige vraagtekens. ”Die wil ik ook!”, riep hij uit toen hij mijn nieuwe schoeisel zag. Ik klapperde met mijn oren, maar wist direct dat de zaak geen tegenspraak dulde. Als Boef eenmaal iets in zijn hoofd heeft, dan moet het ook zo gebeuren. Het moesten wel zwarte worden, maar toen ik met donkerblauwe thuiskwam omdat zijn gewenste kleur niet in zijn maat was, bromde hij toch tevreden.
Nu zijn we in huis dus jut en jul met onze Crocs. Jullie hoeven niet bang te zijn om ons op straat in hetzelfde joggingpak en op dezelfde fiets tegen te komen. Daarvoor zijn en blijven we ieder toch te eigengereid. Al moet ik wel bekennen dat ik af en toe Boefs sokken aantrek. Maar dat mag. Van mij dan. Boef is een andere mening toegedaan.