Mensen zijn altijd vol bewondering over mijn ludieke ideeën, schrijfsels en invallen. Voor mij zijn zij echter de normaalste zaak van de wereld. Soms zou ik willen dat ik ze niet had. Dat ik een ‘gewoon’ hoofd had dat staat naar huishouden, nagels lakken en grijze haren. Maar neen, in mij huist een de zogeheten grote geest die onder de juiste omstandigheden als een gek te werk gaat. Het resultaat: vindingrijke stukjes, de lachers op mijn hand, een grappige chaos, maar…ook huilbuien. Want soms word ik zo overvallen door inspiratie dat ik door de gedachtebomen het reële bos niet meer zie. Ik loop dan enorm met mijn hoofd in de wolken dat de waarheid die er tussendoor sijpelt pijn doet.
Chaos
Waarom kan ik niet wonen op een luchtkasteel? Ze zeggen weleens dat schrijvers zieners zijn, maar ik weet niet wat ik zie als ik daar ben. Niks eigenlijk. Het is een mistige bedoening die een vertaalslag vindt naar woorden. Woorden die in schril contrast staan met de chaos waar ze uit komen. Woorden die niet weten wat ze zeggen, maar die wel van alles te zeggen hebben. En ik wil niet van ze af, al vervloek ik ze bij tijd en wijle. Als ze er niet zijn dan mis ik ze. En niet als kiespijn. Dan besef ik de zegen die ze mij geven. De ontegenzeggelijke roem en kracht die met ze gepaard gaan.
Tegen de geïnterviewde persoon wil ik met terugwerkende kracht zeggen: “Je komt er niet van af. Nu niet. Nooit niet. En wees daar in vredesnaam maar blij om!”. Maar misschien is hij er wel blij mee. Geen idee. Misschien heeft hij er nooit huilbuien om en gaat hij er dansend en springen mee door het leven. Iets wat ik trouwens niet vermoed, want in elke kunstenaar huist een weemoedige en weltschmertzachtige kant. De vraag is alleen of je die kant vervloeken moet. Ik probeer hem te omarmen. En als ik weer eens onder de douche een nieuw bedacht lied sta te zingen zal ik blij zijn met mijn hoofd. Amen.