Toen we het kantoor van de begraafplaats binnenstapten werden we begeleid naar een kamertje. Of we koffie wilden? Nee, dat vonden we niet nodig. Na ons even alleen gelaten te hebben, kwam de medewerkster terug met een koker in een cadeauverpakking, vergelijkbaar met de papieren zak die ze om een fles wijn doen als je zegt dat het om een geschenk gaat. Er kwamen wat documenten op tafel, Gerard tekende ze. We stonden weer buiten. Ik droeg je as en met een brok in mijn keel zette ik je in mijn fietsmandje, voorop. Je laatste tochtje.
En wat voor een. Ik kreeg een déjà vu van onze kriskras uitjes door de stad. Soms hand in hand. Soms achter elkaar crossend. Maar altijd uitgelaten en lachend. We hadden lak aan iedereen. Lak aan de wereld. Carpe diem. En dat gevoel van vreugde voelde ik nu weer. Vrijheid, blijheid. De zon die scheen, onderstreepte deze emoties. Ondertussen waren we bij de eindbestemming beland. Het atelier van Gerard. Hij was er ook nog. Op de automatische piloot had ik gesprekken met hem gevoerd. Mijn hart echter was bij jou, bij ons. Bij het leven dat we geleefd en doorworsteld hebben.
Nu draag ik je naar boven, de trappen op. Gerard heeft een speciaal plekje voor je klaargemaakt. Daar sta je, tussen kunst en persoonlijke spullen. Vlakbij een altaar met een staande Boeddha. Binnenkort komt de dag dat we je met z’n allen gaan uitstrooien. Jouw laatste wens is zo speciaal dat ze illegaal is. Maar dat lappen we aan onze laars, want jij was altijd al iemand die de grenzen opzocht en er mee speelde. Met de restjes van je ‘zijn’ voor de laatste keer een grens overschrijden, is buitengewoon passend.
En daarna? Daarna zal er niets tastbaars meer van je over zijn. Je laatste deeltjes zullen meewaaien met de wind, drijven in het water en op de grond vallen. Waar zul jij dan blijven, mijn liefste? En wat zal er dan van mij nog over zijn?
Eén reactie