In het begin van mijn studententijd was ik nog steeds zo groen als gras. Toen ik met de studentenvereniging op kennismakingskamp was en er weer een jongen vroeg of ik wilde wandelen antwoordde ik voor het eerst met ‘ja’. Het was een zwoele zomeravond in een mooie bosrijke omgeving, dus dit keer leek het mij wel wat. Enthousiast ging ik mee. Wat schetste mijn verbazing dat, toen we ons in the middle of nowhere bevonden, de jongen mij diep in de ogen aankeek en zijn lippen richting de mijne bewoog. Even liet ik mij meeslepen, maar later krabbelde ik toch terug. Dit was nooit mijn bedoeling geweest! Zo leuk vond ik hem nou ook weer niet. Gelukkig was het een zeer beschaafde jongeman en keerden we zwijgend terug naar de bewoonde wereld. Bij aankomst op het kamp kregen we allemaal knipogen. Beschaamd ging ik in mijn slaapzak liggen. Alleen.
Mijn vriendin moest erg lachen om dit verhaal en vertelde mij dat ‘wandelen’ in de Achterhoek ‘brommers kiek’n’ heet. Deze naam heeft het gekregen, omdat de jongeren vroeger altijd met de brommer naar een feest gingen. De jongens probeerden de meiden dan met het smoesje ‘zullen we ‘brommers kiek’n’?’ naar de (brom)fietsenstalling te lokken om te zoenen. Ik denk dat ik die hint, naïef als ik ben, helemaal niet begrepen zou hebben. Geef mij maar duidelijke en klare taal, al hadden de woorden ‘zal ik jou eens lekker zoenen’ mij vast ook afgeschrikt.
Vrees niet, alles is later goed gekomen. Inmiddels heb ik mij zelfs ontpopt tot een heuse kusjesdief. Dit totgrote schrik van Boef. Hij moet er mee leven…