De laatste keer dat ik je gezien had, was op je grote feest in de Burcht in Leiden. Het was een high-tea voor je 30e verjaardag, vertelde je me nu. Ik ontdekte laatst dat ik niet de enige Hendrik-Jan was. Er was er nog eentje, de man van een vriendin. Natuurlijk was ik wel dé Hendrik-Jan.
Ik was op je feestje met mijn vrouw Inge en mijn dochter Doris. Doris heet naar een vriendin van je. Ik hoorde heel veel jaar eerder haar naam en dacht: ‘Als ik ooit een dochter krijg, dan noem ik haar Doris.’ We hebben nog altijd een foto waar ze samen op staan.
Workshop
Nu, meer dan 18 jaar later, kwamen we elkaar tegen in mijn huidige woonplaats Almere. Jij gaf een workshop en logeerde in de prachtige Gastsuite van Caroline. Ik fietste erheen en was best wel een beetje zenuwachtig. Zo lang elkaar niet gezien. Hadden we elkaar nog wat te vertellen?
Maar wat een ontmoeting. Je zat te schrijven in je dagboek, mooie letters met je kroontjespen. En je had een taartje gekocht. We dronken koffie en spraken met elkaar. Wauw, wat zat daar een krachtige vrouw. Je vertelde over je lief Boef, de parkieten Roos en Beef. En vooral over je prachtige bedrijf. Hoe je er verder mee ging.
Junghuhn én Bilderdijk
We delen de passie van de negentiende eeuw zeker. Naast Junghuhn, mijn afstudeeronderwerp, hou ik ook ontzettend van Bilderdijk. Ik herinner me nog hoe we bij werkcollege De kunst der Poezy lazen. Jij had het voorbereid en het boek geanalyseerd. Je was zo vol van dat boek. Het moet voorgedragen worden. Dan gaat het leven. Het ritme, de klanken en de gedragen tonen. Als je jouw poëzie hoort en je kent het werk van Bilderdijk een beetje, dan weet je meteen je inspiratiebron.
Je gaf me een heel mooi cadeau mee. Je laatste boek. Ik heb 2 eerdere boeken ook van je. Het eerste, een eerbetoon aan je liefde voor Julius, de Chairman. Het andere boek over je zoektocht in de Achterhoek, waar je kwam door de liefde. Het nieuwe boek is heel anders. Of zoals je het zelf vertelde: eerst schreef je met je hoofd, nu met je hart.
Bert van Selmlezing
Ik herinner je nog van de eerstejaarsdag in Leiden. Het was bij de Bert van Selmlezing. Marita Mathijsen vertelde over de eerste boekdrukker Laurens Janszoon Coster. Die helemaal niet de eerste was. Ze maakte ook nog een grap over René Diekstra die net als Coster met andermans eer strijkte. Jij zat in die grote zaal van het LAK-gebouw in de rij achter mij. Ik keek letterlijk op tegen ouderejaars, waar jij er één van was. Alles was nog zo nieuw voor mij in de sleutelstad die ik amper kende.
Het was verschrikkelijk wennen en ik vond het zelfs heel kinderachtig wat je allemaal moest doen bij de studie. Bij de opleiding waar ik vanaf kwam had ik veel meer vrijheid genoten. Ik kwam altijd te laat binnen bij college of sloeg er een paar over als ik vond dat ik moest schrijven of lezen.
Thermosfles en krentenbollen
Ik kan mij de lollies niet meer herinneren. Wel dronk ik koffie uit mijn meegenomen thermosfles. Een mooie metalen exemplaar gespaard met bonnen van de Douwe Egbertswinkel. Ik weet niet of ik een broodtrommel had. Ik nam vaak een zak krentenbollen mee die ik onderweg van mijn kamer naar college bij de bakker bij mij in de straat haalde.
Ik merk dat je brief mij ook ergens raakt. Ik was vooral in juli onder de indruk van de krachtige vrouw die daar zat. Bij de studie was je frivool, over je ziekte vertelde je heel zakelijk. Het was na een zomer waarbij een andere vriendin van ons ook problemen had gekregen. Zij is uiteindelijk met de studie gestopt. Wij zijn doorgegaan en bereikten het zweetkamertje uiteindelijk.
Open podium
Schrijven zijn we ook allebei blijven doen. Vanaf die eerste keer dat ik je op het open podium bij de eerstejaarsdag zag optreden, wist ik dat je een dichter was. Hoe verschillend ook in stijl en inhoud, we schrijven nog steeds. Al heb ik soms het idee dat we elkaar meer en meer naderen. We delen de sprookjes. Ik vind het moeilijk om alles open en bloot te delen. Dan verstop ik mijzelf in het sprookje.
De platoonse hoer van Connie Palmen ken ik niet. Ik moest voor mijn jaar andere boeken lezen. Ik loop toch altijd een stukje achter jou aan. Je bent een halfjaar eerder begonnen dan ik. In mijn boekenkast staan jouw boeken wel naast de boeken van Connie Palmen. Misschien platonisch verliefd.
Dat is zo mooi aan jou, je fabelachtige naam boordevol a’s die de schrijver verraadt: Barbara Pavinati.
Liefs,
Je schrijfgezel, Hendrik-Jan
Lees ook mijn eerste brief aan Hendrik-Jan
Neem een kijkje op het blog van Hendrik-Jan