Ik loop altijd al Franse slagen doend met het huilapparaat door ons huis. Boef zuigt eens in de zoveel tijd de hoekjes die ik gemakshalve maar vergeet. De trap daar waagt hij zich echter niet aan. Dat is mijn pakkie an. Nu is dat pakkie wel makkelijker geworden sinds we een Dyson hebben, de Ferrari onder de stofzuigers. Nu heb ik een lang genoeg snoer en hoef ik niet meer te prutsen met stofzuigerzakken. Hup, alles linea recta in het reservoir. Zal ik ooit nog plezier in het schoonhouden van ons huis krijgen?
Soms voel ik mij op verjaardagen geen echte vrouw. Zeker niet op die feestjes waar de vrouwen bij elkaar zitten en de mannen in een andere hoek staan. Er wordt dan regelmatig over het huishouden en dan vooral over strenge instructies aan mannen aangaande de was gepraat. Sommige mannen mogen niet eens de was doen, omdat ze alles verprutsen. Nu wil het geval dat dat bij Boef en mij andersom is: ik mag van hem de was niet doen. Ik prop namelijk alles door elkaar in de wasmachine tot hij bomvol zit. Zet hem vervolgens aan met te veel wasmiddel en werp daarna de was willekeurig en gekreukt over de lijn. Hoe vertel je zoiets aan andere vrouwen zonder met opgetrokken wenkbrauwen bekeken te worden?
Lopen de meeste geslachtsgenoten te schuimbekken van schoonmaakmiddelen waar ze een lekker sopje mee kunnen maken om te kunnen boenen, ik houd mij daar het liefst verre van. Niet dat alles smerig is bij ons in huis. Welnee. Ik doe wel wat. Ik doe genoeg. Het hoognodige. Maar daar is ook alles mee gezegd.
Soms moet ik weleens stiekem huilen in bed. Hard brullend, net als de huulbessum. Of vanwege de huulbessum. Dan wens ik dat ik een poetsvrouw, keukenprinses en geordend persoon ineen ben. Ik moet het echter doen met mijn creatieve brein die een interne en externe chaos met zich meebrengt, tentoonspreidt en veroorzaakt. Alleen mijn woorden zijn gestructureerd, logisch en helder. Zij houden huis in mijn hoofd en maken mij tot een ware woordkunstenaar. Is dat niet mooi of misschien zelfs mooier? Ik vind van wel.